Interviews

Interview met Evie

“Ik ben aan de buurt gebonden door de geschiedenis van mijn ouders in de oorlog”

uilen

Nieuwe Uilenburgerstraat

Ik heet Evie. Ik ben in 1950 in de Nieuwmarktbuurt geboren, in de Nieuwe Uilenburgerstraat, een paar huizen verderop van waar ik nu woon. Ik woon hier met mijn man, die een eigen taxibedrijf heeft. Mijn moeder van 90 woont hiernaast, daarnaast woont mijn neef met zijn zoon. Iedere dag ga ik mijn kleindochter van school halen, de Witte Olifant, op de hoek van de Nieuwe Batavierstraat. Zij eet dan ook bij mij, vaak met haar vader, die haar komt ophalen. Zo heb ik ’s avonds meestal zeven tot acht mensen aan tafel.

Ik ben vooral gebonden aan de buurt vanwege de geschiedenis van mijn ouders hier in de oorlog. Ja, ik denk wel dat ik hier in de buurt oud kan worden. Met onze woning op de begane grond gaat dat lukken.

Mijn vader, Hendrik Jurriaan Slagt, helaas al vijf jaar geleden overleden, had een zuurinleggerij in de Foeliestraat. Om een vergunning te krijgen, gaf hij zijn oude Fordje, dat dienst deed als vrachtwagen, als borg. Zijn twee broers werkten daar ook. Kinderen uit de buurt kwamen helpen met de augurken in blikken stoppen en kregen dan een centje en iets te eten. In de Rapenburgerstraat woonden uienpelsters, onder wie tante Mietje, die voor de zuurinleggerij werkten.

In de Tweede Wereldoorlog maakte de buurt deel uit van het Judenviertel, de Joodse wijk, afgezet met prikkeldraad. Dat getto werd begin 1941 geschapen. Vanaf 12 februari, zes uur in de ochtend, werd het stadsgedeelte, begrensd door de Amstel, Nieuwe Herengracht, Rapenburg, Eilandsgracht, Waalsgracht, Prins Hendrikkade, Geldersekade, Nieuwmarkt en Kloveniersburgwal, tot nader order afgesloten. De beweegbare bruggen eromheen werden opengedraaid, bij alle toegangswegen werden dubbelposten opgesteld. Niemand mocht het gebied in of uit. Niet-joden die er woonden, moesten verhuizen. Bedrijven van niet-Joden werden ontruimd. Niet-joodse kinderen, die in het bezette gebied naar school gingen, kregen een andere school toegewezen (bron: Vrij Nederland 20 mei 1978).

verzet

Getto in de Nieuwmarkt

Mijn vader was één van de niet-Joodse bewoners in de straat. Hij was bekend en geliefd. Kampioen worstelen, vedergewicht, van Noord-Holland.

Vader handelde in van alles. Als hij wat boter had weten te bemachtigen, verdeelde hij het onder de buren. Zo kreeg hij te horen dat een vrouw met 9 kinderen, wonende op de Oudeschans, weduwe was geworden. Hij nam dit gezin onder zijn hoede en zo kreeg hij kennis aan Corrie Kolder, zijn latere vrouw.

Zij, 17 jaar, was coupeuse bij Max van Straten aan de Geldersekade. Vaak moest zij na spertijd naar huis en verstopte zich op de trapjes van de onderstukken onderweg, zodra zij een Duitser hoorde aankomen. Max van Straten werd  vervangen door een “Verwalter“, een beheerder. Zijn vrouw Jennie heeft de oorlog overleefd. Dan was er nog een zekere Max, die Joodse meisjes uit het atelier selecteerde voor de Duitsers. Om weg te voeren naar Westerbork.

Veel Joodse mensen uit de buurt zijn in de oorlog afgevoerd naar concentratiekampen. Het verhaal gaat, dat een aantal mensen door buurtgenoten werden verraden, omdat zij de gewoonte hadden hun uitwerpselen in kranten verpakt in de gracht te gooien. De weinigen van hen die na de oorlog terugkeerden, moesten  ervaren dat de spullen, door buurtbewoners voor hen opgeslagen, gestolen waren.

In het begin van de oorlog was er nog een markt aan de Oudeschans bij het Sluisje: vogels, vissen, ijsjes etc. De moffen raceten daar doorheen met hun motoren: mensen en handel lagen in het water! Ook reed er nog een tram door de Jodenbreestraat. In het steegje naast de sjoel aan de Nieuwe Uilenburgerstraat werden kippen geslacht. Die liepen dan zonder kop op straat.

Vader kookte in de oorlog, ook ’s zomers, een grote pan erwtensoep. Iedereen mocht ervan komen eten. Ook bracht hij eten naar onderduikers. Een buurvrouw met drie kinderen dreigde uit haar huis te worden gezet wegens een huurschuld van 750 gulden. Hendrik Slagt heeft dat voor haar betaald en zij mocht blijven. Jaren na de oorlog kwam zij dat bedrag terugbetalen.

Vader haalde Joodse mensen op uit het gebouw De Leeuw aan de Valkenburgerstraat, waar zij tijdelijk waren opgevangen. Hij bracht hen dan per trein naar een onderduikadres. Ook bezat hij een stencilmachine voor illegale blaadjes.

rapen-foeli01

Valkenburg – Foeliestraat

Op een goed moment werd hij gewaarschuwd door een politieman om daarmee op te houden, omdat hij verraden was. Zo werd hij zelf onderduiker. Hij woonde toen in de Foeliestraat. In 1943 is hij met Corrie getrouwd door mensen uit de illegaliteit. Hoewel het huwelijk niet officieel was – hij kon natuurlijk niet in het register worden ingeschreven -, voelde het voor hen als een echt huwelijk. Na de oorlog hebben zij het nog een keertje overgedaan.

De zuurleggerij werd uiteindelijk aan Kesbeke verkocht. Vader heeft er 25 jaar gewerkt. Tot zijn één en tachtigste heeft hij met een haringkar aan de Sumatrastraat gestaan.

Na de oorlog was de Jodenhoek –  Vlooienburg, bestaande uit Uilenburg, Valkenburg en Rapenburg – heel eensgezind. Eén grote familie, iedereen kende elkaar, iedereen werd er in opgenomen. Jaarlijks was er een groot feest voor de buurt in de Foeliestraat.

De Joodse mensen die terugkeerden in de buurt, richtten een vereniging op, geheten “Van Feest komt Feest”. Vader was lid van die vereniging. Er werd vaak gefeest. Er bestaat nog een video van die feesten (http://www.npo.nl/van-feest-komt-feest/POMS_S_JOODSEOMROEP_127784).  Het ging er zeer uitbundig aan toe: feesthoedjes, dansen, hossen, polonaise. De bewoners, over het algemeen rustig van aard, gingen dan helemaal uit hun bol. Eindelijk konden zij een stukje inhalen van de jeugd die zij nooit hadden gehad.

 

Interview: Rose Marie Schoonenberg

 

(De volledige naam van de geïnterviewde is bij de website-redactie bekend)

 

| TERUG > HOME |