Interviews

Interview Edith en Charlot

Een cross-over interview van moeder Edith en dochter Charlot over leven in de Nieuwmarktbuurt

foto: 1925 – Binnengasthuis – patiënten luisteren met koptelefoons naar de radio –  collectie Spaarnestad Photo

 Edith:

Ik ben in Den Haag geboren en opgegroeid. Met vrienden woonde ik later in Eindhoven. Met Frank, de vader van mijn oudste twee kinderen Daphne en Sanne, verhuisde ik daarna naar Groningen voor zijn studie aan de Kunstacademie.

Geïnspireerd door het 70-er jaren-ideaal ‘terug-naar-de-natuur’, hebben we als jong gezin vier jaar in een piepklein dorpje op het Groningse Hogeland gewoond, zonder winkel en met een eenmansschooltje.

Hoewel daar veel ruimte en schone lucht was voor de kinderen om in op te groeien, bleek het niet eenvoudig was om als ‘importgezin’ geaccepteerd te worden door de oorspronkelijke bewoners. Alle pogingen om ons in die vier jaar aan te passen waren helaas ontoereikend.

En nadat ex-stadsbewoners al waren vertrokken door pesterijen door vastgeroeste dorpsbewoners, was ons gezin aan de beurt. Toen zelfs onze Daphne, die toen 6 jaar oud was, hierin betrokken werd, hielden we het voor gezien en besloten we terug te gaan naar de stad.

Indertijd verwoordde een huisvriend ons avontuur als volgt: ”Je ging voor ruimte in de natuur, maar hield geen rekening met gebrek aan ruimte in de hoofden van de mensen daar”.

We vertrokken naar Leeuwarden met het oog op mijn studie aan de A.V.E.K. (Akademie voor Ekspressie). Na vier jaar Leeuwarden vertrok ik in 1982, inmiddels gescheiden, met Daphne (11 jaar), Sanne (8 jaar) en Amber (3 jaar) naar Amsterdam.

kraken1982

Binnengasthuistuin tijdens het kraken van 1982

We kwamen terecht in een kraakpand aan de Kloveniersburgwal, dat voorheen diende als practicumgebouw voor verplegend personeel van het voormalig Binnengasthuis. Het voelde als thuiskomen in Amsterdam.

Café de Doelen deed dienst als huiskamer voor de buurt, waar we al snel veel buurtgenoten ontmoetten. Daar vond drie jaar later ook de ontmoeting plaats met jouw vader, Charlot.

Na een half jaar maakte ik als een van de bewoners deel uit van een regelmatig overleg met de UVA, de eigenaar van de panden, en de gemeente en de woonstichting, die de panden kochten van de UVA.

De bewoners kregen het recht op terugkeer, nadat de verbouwing zou hebben plaatsgevonden. Bovendien hadden we grote invloed op hoe het binnenterrein (Vendelstraat) ingericht ging worden: inmiddels het best bewaarde geheime doch openbare stukje paradijselijke binnenstad met volop groen en een speelplek voor alle kinderen uit de buurt. Ook konden wij meedenken over hoe de woningen verbouwd gingen worden. Het waren nog gouden tijden voor krakers; we werden weliswaar hinderlijk en kritisch gevonden, maar niet onaardig en onwelwillend.

In 1987 werd de verbouwing een feit en vertrok ik met het gezin en zwanger van jou, Charlot, naar een wisselwoning en keerde met jou als baby van zes maanden terug naar de Nieuwmarktbuurt.

Intussen had er een ‘schoonmaakactie’ plaatsgevonden op de Zeedijk, waardoor de junks waren uitgeweken naar ons nog niet ingerichte binnenterrein, waar ze sliepen in de nog te verbouwen panden en hun naalden overal uit het zand staken. In samenwerking met politie en beveiliging van de UVA hebben we het terrein veilig en leefbaar weten te maken.

Mijn besluit destijds om in hartje Amsterdam met vier kinderen te gaan wonen werd met argusogen door mijn familie en vrienden bekeken. Het werd nog net niet gezegd, maar ik hoorde ze denken indertijd: ”Hoe kun je daar in godsnaam je kinderen grootbrengen?”

toestand-nu

Binnengasthuistuin nu – foto: Arnoud de Jong

En hoe het was om hier op te groeien, daar kun jij, Charlot, alles over vertellen…

 

Charlot:

In mijn vroegste herinneringen zie ik mezelf spelen in huis, op de verschillende verdiepingen, thuis bij de diverse bewoners. De tuin was een fijne plek, waar altijd kinderen waren om mee te spelen. Toen ik twee jaar oud was, ging ik naar de Universiteitscrèche in de Binnengasthuisstraat en mijn rode katertje ging altijd mee om me te brengen en op te halen.

Ik was zo gewend om een paar ochtenden per week met mijn moeder mee te gaan naar Café de Doelen om koffie te drinken, dat ik op een zondag, terwijl ons hele gezin achter het huis in de tuin was, besloot om er met mijn houten autoped zelfstandig naar toe te gaan. Drie jaar oud was ik en ik werd ontdekt door een buurvrouw, die op het terras zat en zei: “Hé, is dat niet die kleine van Edith daar op de brug?”

Op haar vraag wat ik ging doen, antwoordde ik: ”Naar de kroeg toe”.

de-doelen

Café De Doelen gezien naar het Binnengasthuis

Hoewel ik als kind al jong geconfronteerd werd met daklozen, junks en prostitutie, heeft me dat niet negatief gevormd. Thuis werd er openlijk en met mededogen gesproken over deze bewoners van de binnenstad en zo vormden zij eerder een anti-voorbeeld dan een voorbeeld voor mij.

Ik ging in Amsterdam-Zuid naar de Vrije School, net als mijn grote broer en mijn zusjes. Met mijn vriendjes en vriendinnetjes van school speelden we (stiekem) verstoppertje in de UVA en in de Oudemanhuispoort en gebruikten we de gestalde fietsen in de binnentuin als doelpalen bij voetbal.

Het binnenterrein werd druk bevolkt door studenten en toeristen, die we dan interviews afnamen voor onze zelfgemaakte krant.

Mijn verjaardagen in mei werden altijd gevierd in de tuin, waarbij mijn broer Sanne optrad als clown/jongleur en we ’s avonds bij een vuurtje zaten. Ook hielden we als verjaardag-attractie, toen ik elf jaar werd en met mijn klasgenoten in de ban was van de griezelboeken van Paul van Loon, in het donker een griezel-puzzeltocht door de buurt, waarbij we natuurlijk niet voorbijgingen aan de Spinhuissteeg en de Bloedstraat.

In mijn tienertijd ging ik veel uit op het Leidseplein en konden vrienden en vriendinnen altijd blijven slapen, zodat ze ’s nachts niet meer naar huis hoefden.

 

Al met al had ik er een fijne, avontuurlijke jeugd en hoewel ik sinds 2009 zelfstandig woon in Amsterdam-Zuid, maak ik nog regelmatig afspraken in de Nieuwmarktbuurt met bekenden om ergens te eten of een terrasje te pakken.

En om – niet te vergeten – mijn ouderlijk huis aan te doen.

 

Edith:

Toen ik als gevolg van de economische crisis net als veel anderen mijn baan als psychosociaal begeleider verloor, overwoog ik of het niet eens tijd werd zelf het inmiddels lege nest te verlaten en te verhuizen.

Mijn kinderen, van wie er drie buiten de stad zijn gaan wonen, verklaarden me in koor voor gek, als ik hier weg zou gaan.

 

Hoewel ik me daar niet door zou hebben laten weerhouden, ben ik inmiddels vastbesloten om te blijven.

Zeker sinds de oprichting van Stadsdorp Nieuwmarkt.

 

De volgende generatie, mijn vijf kleinkinderen, komt regelmatig logeren en keten bij oma Edith in de Nieuwmarktbuurt en wederom ben ik te vinden in de speeltuin op het Binnengasthuisterrein.

 

Interview: Edith Kamphuis en dochter Charlot

 

| TERUG > HOME |

 

, ,