ArtikelenCommunity

Artikel Lodewijk Brunt

Uit Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening (2014, nr. 1)

Grijze enclaves in de stad

De verandering van steden door (etnische) successie is een klassiek thema in het stadsonderzoek; de bekende Chicago School dankt zijn grote reputatie aan de nauwgezette studie van dat onderwerp. Nieuwe immigranten strijken neer in overgangsgebieden en verdrijven de gevestigde bevolking. En daarmee veranderen ze het karakter van de buurt (en de stad): de Ierse South Side werd tijdens de eerste decennia van de vorige eeuw getransformeerd tot een Black Belt, Deutschland werd Little Sicily. De nieuwe identiteit zie je af aan de winkels, de opschriften, de taal die gesproken wordt, de manier waarop mensen zich gedragen; de was die buiten te drogen hangt, kletsende oude mannen op straathoeken. Het proces is plastisch beschreven in de trilogie over Studs Lonigan door de Iers-Amerikaanse schrijver James T. Farrell. Vindt stedelijke verandering op dezelfde manier plaats als gevolg van wijzigingen in de demografische opbouw van de bevolking? Een klemmende vraag met het oog op de vergrijzing die zich steeds sterker manifesteert in de Westerse wereld. Maar we weten er weinig van, het verschijnsel is nog betrekkelijk nieuw en niet systematisch bestudeerd.

 

Als een invasie van nieuwkomers plaatsvindt, zijn de jongeren en welgestelden uit de gevestigde bevolking de eersten die wegtrekken; ouderen blijven achter, omdat ze over onvoldoende middelen beschikken en soms vanwege verknochtheid aan de buurt waar ze zijn geboren en opgegroeid. Zo ging het vaak. Maar tegenwoordig zijn ouderen niet meer de zielige achterblijvers en nemen ze hun lot in eigen handen. Vooral in de Verenigde Staten is er op grote schaal sprake van ‘locational transformation’, om het maar eens in jargon uit te drukken: ouderen zijn mobiel geworden, misschien zelfs mobieler dan alle andere bevolkingscategorieën bij elkaar. Ze sluiten zich aan bij een ‘travelling pack’, een omvangrijk netwerk van caravanbewoners dat met de seizoenen meebeweegt naar aantrekkelijke oorden. In zonnige staten als Florida, Arizona of Californië vind je bovendien agglomeraties van ‘gated communities’ waar ouderen zich in splendid isolation hebben teruggetrokken. In het Middellandse Zeegebied van Europa hebben vele honderdduizenden gepensioneerden uit Noordwest-Europa een tweede (dikwijls eerste) huis waar ze de koude herfst- en wintermaanden doorbrengen. Bovendien zoeken ouderen niet meer als vanzelfsprekend de rust en het isolement van het platteland: ook zij zijn aangeraakt door de stedelijke aantrekkingskracht. Net als vele anderen willen ze wonen in een veelzijdige, dynamische omgeving met alle faciliteiten onder handbereik en een grote variatie aan culturele voorzieningen, liefst op loopafstand. Concertgebouw, muziektheater, museum, toneel zijn vrijwel volledig vergrijsde stedelijke enclaves geworden. Hoe pakt de vergrijzing uit in de stadsbuurt?

Laat ik bij gebrek aan algemene inzichten een concreet voorbeeld geven: mijn eigen buurt, rond de Amsterdamse Nieuwmarkt. Ook deze buurt is aan het vergrijzen. De wijk als geheel groeit, maar vooral het aantal oudere inwoners neemt sterk toe. Je kunt dat met eigen ogen dagelijks constateren. Ook al spreken we over een druk toeristisch gebied, het is een uitzonderlijk om hier, buiten de vakantieperioden, kinderen op straat te zien. Gebied 1011, zoals het oostelijke deel van de buurt wordt aangeduid in de gemeentelijke administratie, heeft momenteel ruim negenduizend inwoners, dat aantal zal in 2020 tot bijna tienduizend groeien. De bevolkingspiramide heeft de vorm van een kerstboom; een smalle basis (tussen 0 en 19 jaar) met breed uitwaaierende takken in de leeftijdscategorieën tussen 20 en 50 jaar. Een kwart van alle inwoners valt in de categorie tussen 50 en 65 jaar (in de stad als geheel 17%) en met name de categorie van 65 jaar en ouder wordt de komende jaren steeds groter.

De Nieuwmarktbuurt is een aantrekkelijke, grootstedelijke stadsbuurt. Geen moment van verveling. Boven alles: heterogeen. Ter illustratie: het pand aan de Kloveniersburgwal waar ik woon heeft een voorhuis en een achterhuis; zes afzonderlijke huishoudens: drie voor en drie achter. Vóór had je tot voor kort drie ‘alleenstaanden’, twee mannen en een vrouw. Een emeritus hoogleraar, een scharrelaar in de kunst en een gepensioneerde cardioloog. De kunsthandelaar heeft net zijn appartement verkocht aan een betrekkelijk jong stel dat actief is in de communicatiesector. In het achterhuis woont een gezin met een tienerzoon; beide ouders werken. Dan een kinderloos stel: een gepensioneerde natuurkundige en een medisch onderzoekster. En tenslotte een gepensioneerd echtpaar; beiden ooit als administratief personeel werkzaam aan de universiteit; kinderen de deur uit.

De sociale heterogeniteit van mijn ‘parochie’ is de laatste vijftien tot twintig jaar in bepaalde opzichten nogal afgenomen. Aan mijn eigen gracht, bij voorbeeld, lagen scholen, werkplaatsen, kantoren en zelfs fabriekjes. Aan de parallel gelegen Groenburgwal hetzelfde verhaal, nog sterker. Het is allemaal verdwenen: de gentrification heeft genadeloos toegeslagen. De scholen en werkplaatsen zijn omgetoverd tot onbetaalbare paleisjes voor yuppen, die trouwens niet meer zo young zijn en misschien ook niet meer zo upward mobile: een handvol hoogleraren, al dan niet met emeritaat, een oud-staatssecretaris, publicisten, parlementariërs, een chemicus, filmer, piloot, diverse artsen. In sommige andere opzichten is de heterogeniteit overigens nog wel degelijk aanwezig. Ik noemde al de verschillen in huishoudensamenstelling, maar ook de nationale en etnische herkomst van de bewoners kent een aanzienklijke variatie; er woont een flink aantal buitenlanders aan de gracht – Amerikanen, Duitsers, Egyptenaren, Engelsen, Japanners. Overwegend blank, welgesteld en uitstekend opgeleid. Je ziet het af aan de winkels in het straatje dat de twee grachten verbindt: delicatessen, chique schoenenwinkels, winkels voor exclusieve bonbons en voor handgemaakte snoepjes, luxueuze kapsalon, futuristische vormgevingsartikelen, een hip hotel met één kamer, antiekzaken, sieraden, ditjes en datjes. Geen smerige shoarma of stinkende friet, wel keurige gelegenheden om te lunchen of te dineren. Mét theatermenu. Dit alles om de hoek bij het stadhuis, Waterloopleinmarkt, fitnesscentra, theaters, musea, Nieuwmarkt e tutti quanti.

Juist door de menging van functies in de buurt, gelegen tussen diverse uitgaanscentra – van de Walletjes tot het Rembrandtsplein – is het moeilijk om de vergrijzing aan de openbare ruimte af te lezen. Het is er altijd druk, ook ’s nachts als drommen provincialen kotsend, joelend en pissend richting Centraal Station vertrekken na een avondje stappen in de grote stad. Je moet de buurt kennen om te kunnen weten dat specifieke voorzieningen voor jongeren, met name scholen en speelplekken, langzaam maar zeker geheel zijn verdwenen. Andere voorzieningen spelen scherp in op de plaatselijke behoeften. In de delicatessenwinkel kun je terecht voor brood, melk, kaas en yoghurt, maar ook voor kant-en-klare, zelfgemaakte maaltijden en andere dagelijkse boodschappen. Spaart je een tocht naar AH of Marqt. De meer gerichte behoefte aan typisch ‘grijze’ voorzieningen blijft vooralsnog onder de oppervlakte, maar vermoedelijk niet lang meer. Sinds kort is ook in mijn buurt, in navolging van andere buurten in Amsterdam, een ‘stadsdorp’ van de grond gekomen. Dit verschijnsel breidt zich als een olievlek uit. Het gaat om informele organisaties voor ouderen: niet alleen voor het realiseren van eigen ontmoetingsplekken, maar ook voor de uitwisseling van onderlinge hulp en steun. Dit alles in het besef dat overheid en bestaande zorginstellingen hopeloos tekortschieten en dat je de zaken beter in eigen hand kunt houden. In het stadsdorp Nieuwmarkt worden ‘dammetjes’ gelegd – tussen mensen die vaardigheden of diensten kunnen aanbieden en mensen die zulke dingen juist zoeken: van computerlessen tot gezamenlijk bioscoopbezoek, van taalcursussen tot hulp bij boodschappen.

Bijeenkomsten vinden plaats bij het plaatselijke theatergezelschap of de bestaande expositieruimte, maar er wordt naarstig gezocht naar eigen ruimten en daarmee wordt een begin gemaakt met de opzet van een eigen ‘grijze infrastructuur’ – parallel aan de etnische infrastructuur die ontstaat als buurten door uitheemse immigranten worden overgenomen. Maar de reikwijdte van de infrastructuur voor ouderen zal relatief bescheiden zijn, want wie grijs is heeft geen speciale kapper, slager of kruidenier nodig. Toch zal de vergrijzing een duidelijk stempel op de buurt gaan drukken: meer grijs maakt de stad steeds kleurrijker.

 

Lodewijk Brunt – emeritus hoogleraar stadssociologie Universiteit van Amsterdam

 

Download als PDF

 

| TERUG > HOME |

 

, ,